Japan — deel 1

Wouter Moekotte
7 min readOct 15, 2023

--

Na drie weken in het land van de reizende zon heb ik nog geen vuilnisbak gezien, afgezien van op de hotelkamer. Op straat en in publieke ruimtes zijn er geen te vinden. Je verwacht dat het een bende op straat is. Het tegendeel is waar, het is het schoonste land dat er bestaat. Bij de meeste hotels en ook restaurants wissel je bij de deur je schoenen in voor slippers. Megasteden als Tokio zijn brandschoon, er ligt niet of nauwelijks afval op straat. Iedereen wordt geacht zijn afval mee naar huis te nemen. Waar het vervolgens gescheiden en afgehaald wordt. Je ziet of merkt hier niets van. Als Westerling is het even wennen je vieze plastic afval de ganse dag in je tas mee te nemen. Op straffe van boetes wordt afval weggooien ontmoedigd. Evenals roken. Op straat wordt er niet gerookt (op straffe van boetes). Dit zijn enkele van de ‘harde’ uitgesproken regels. Dan is er nog een stuwmeer aan etiquette en ongeschreven regels. Prachtig, want het is een cultuurschok voor veel bezoekers. Voornamelijk in positieve zin; men is onder de indruk van de Japanse discipline en oog voor detail. Geweldig, die aandacht voor details. Van allerlei hulpmiddelen en ‘hacks’ tot handgeschreven notities over hoe een apparaat te gebruiken. De toiletten vermijd je beter, het is een echte gebruiksaanwijzing met allerlei knoppen en elektronica. Als je niet oppast word je langs alle kanten besproeid. Al zijn er versies met een verwarmde bril en een ‘privacy mode’ knop die luidruchtige toiletbezoeken met geluid onderdrukken voor mede toilet bezoekers. De omgangsvormen, de discipline en aandacht voor details heb ik in deze mate nergens anders gezien. Japanners lijken te beseffen dat als ieder van de 125 miljoen (en dalende vanwege sterke vergrijzing) zijn of haar steentje bijdraagt de maatschappij er beter op wordt. En al die miljoenen handelingen maken een verschil; het voelt als een modern Westers land met een cultuur 180 graden anders dan in Noord-Europa en de VS.

Beleefdheid kent geen grenzen in Japan. Het is vorm en etiquette maar wel zo prettig. Hierdoor is het wel lastiger een ‘normaal’ gesprek aan te knopen en de taalbarrière helpt hier niet bij. Ik vind de Japanners wat gereserveerd. Ik denk niet dat het een gebrek aan interesse of nieuwsgierigheid is, maar ze laten je vooral met rust. Niemand die een praatje komt maken of enige interesse toont. Vandaar dat Japan populair is onder introverte reizigers; je wordt met rust gelaten. Ik vind dit wel een mindere kant van reizen door Japan. Zeker na de Olympische Spelen spreken de meeste Japanners wel een woordje Engels, maar het gaat niet van harte. Ze lijken zich te schamen voor hun gebrekkige Engels. Als echte perfectionisten doen ze liever iets met volledige overgave of helemaal niet. Je komt niet snel een onverschillige, laconieke Japanner tegen. Zelfs de verkeersregelaar of treinconducteur neemt zijn taak bloedserieus. Wat vervolgens — ironisch genoeg — voor mij onbeleefd overkomt is dat je bij restaurants geweigerd wordt omdat ze het Engels niet goed beheersen of op een andere manier denken je niet goed van dienst te kunnen zijn. Die weigering is indirect, door bijvoorbeeld te stellen dat het restaurant vol is of alleen werkt met reserveringen.

De vergelijking van Japan met Engeland (ook een eilandstaat) tegenover China en de VS vind ik wel treffend. Het contrast tussen beleefdheid en perfectionisme aan de ene kant tegenover snelheid en doelmatigheid aan de andere kant. Volgens mij moet het benauwd zijn om Japanner te zijn. Het lijkt of men elkaar in beleefdheid overtreft. Soms is dit hilarisch en kan men er ook wel om glimlachen. Met name het elkaar laten voorgaan bij een deur, trap of lift. In een busrit weet de chauffeur een vrijwel zekere botsing te voorkomen. Hij houdt zijn arm voor de passagiers die naast hem staan alsof hij deze nog zou kunnen opvangen. Het is totaal niet zijn fout maar bij de volgende stop komt hij persoonlijk achter de bus in gelopen om iedereen excuses te maken (!). Ik reis liever met de trein maar bij zo’n buschauffeur stap ik graag nog eens in. In het openbaar vervoer — maar ook elders — nog veel mondkapjes. De hygiëne standaard is wellicht iets doorgeschoten. Werkelijk alles zit verpakt in kleine plastic verpakkingen. In sommige hotels krijg je iedere dag een nieuwe tas aan je deur gehangen vol met eenmalige prullaria zoals een scheermes, wattenstaafjes en zelfs pyjama. Overal desinfectiemiddelen en natte handdoekjes in de restaurants. Het is vooral heel veel (overbodig) plastic en papier.

Op straat niets dan zuinige Toyota’s, Suzuki’s, Honda’s, Nissan’s, Daihatsu’s en Subaru’s. Japan beschikt vrijwel over geen olie -en gasreserves en moet alle brandstoffen importeren. Na de oliecrisis in de jaren ’70 ging het roer om. Hier geen slurpende SUV’s maar kleine, zuinige blokkendoosjes (waar ze de motor precies hebben verstopt is me een raadsel). Over smaak valt te twisten maar ze maken nauwelijks lawaai. En natuurlijk wordt er niet getoeterd. Het is wel opletten; het stuur zit rechts en er wordt links gereden (net als in het VK). Japan is — helaas — totaal geen fietsland. Koga Miyata mag dan van oorsprong Japans zijn, ik heb nog geen meter fietspad kunnen ontdekken. Dat is zonde, want de paar fietsers zie je over de stoep of tussen de auto’s door rijden.

De treinen en metro zijn daarentegen geweldig. Net zoals bij frisdrankautomaten (waar flesjes koude en warme thee uitkomen) en betaalmachines in winkels gaat de transactie hier machinaal. Japan heeft natuurlijk de “bullet” treinen (Shinkansen) maar daarnaast ook veel kleine regionale boemeltjes. Een keer is het slechts één wagon en sta ik de hele rit vooraan zo ongeveer naast de machinist. Het is verwarrend, al die verschillende lijnen en uitzonderingen. Maar er zijn zelden vertragingen en je hebt geen auto nodig om door Japan te reizen. Tokio is vooral heel groot en druk. Als je van winkelen houdt ben je hier op de juist plek. Er komt geen eind aan enorme winkelcentra met ‘fast fashion’ en elektronica. In grote hallen zitten tientallen jonge Japanners naast elkaar achter grote speelmachines. Een westerling is hier geen noviteit meer. Er zijn veel toeristen, het mysterieuze en eigenwijze Japan houdt aantrekkingskracht. Het zijn niet de typische backpackers van Zuid-Amerika of Zuid Oost Azië. Al kan je relatief goedkoop overnachten in een van de vele capsule hotels. Dan zit je wel opgesloten in een cel van twee vierkante meter zonder raam! Hotels zijn redelijk aan de prijs in Tokio, maar niet duurder dan Amsterdam. En uit eten gaan is goedkoper dan Nederland of België. De keuken valt me — als vegetariër — nog wat tegen. Ook hier een barrage aan ongeschreven regels waar je door vallen en opstaan aan went. Stokjes gebruiken en geen eten laten staan. Fooi geven is onbeschoft, maar dat went snel genoeg. Het is vooral heel veel vlees wat de pot schaft. En vis. Het aanbod aan vegetarisch is beperkt, je moet er echt naar op zoek. Er zijn wel vegetarische opties maar minder dan bijvoorbeeld in China of Taiwan waar meer tofu aan bod komt.

Wat een magistrale berg is Fuji toch. Een inactieve vulkaan en de hoogste top van Japan, om de hoek van Tokio. Geen wonder dat er veel volk op af komt in de weekenden. Tot de boomgrens is het mooi door het bos wandelen. De heilige status van de berg komt terug in de vele ‘shrines’ oftewel altaren en gebedsplekken onderweg. De oorspronkelijke godsdienst van Japan, het Shintoïsme, had veel kenmerken van een natuurgodsdienst. Naderhand is het meer en meer verweven geraakt me het boeddhisme. In de zomermaanden geen sneeuw op de berg en dat is het seizoen dat Fuji beklommen wordt. Met duizenden tegelijk en het is nogal dringen. Begin Oktober is het rustig en alhoewel het officieel niet mag en sterk ontmoedigd wordt, wordt het oogluikend wel toegestaan. Het is een lange beklimming maar praktisch ongevaarlijk. De hoogte (3.767m) is voor vrijwel iedereen prima te doen. In de wintermaanden is het een ander verhaal omdat er veel sneeuw ligt. Je hebt dan meer materieel en dikke kleding nodig. De dag dat Simon uit Amiens en ik bovenkomen is het schitterend weer met mooie vergezichten. De gevoelstemperatuur is -15 graden aan de top, voornamelijk door de ijzige rukwinden. We zijn nog in redelijk goede doen en besluiten naar beneden te razen om de laatste bus te halen. Niet per se nodig (we kunnen ook een taxi delen) maar wel haalbaar en praktisch. Een uur en 1.500 meter lager verder is de pijp wel leeg maar we zitten in de bus. Voor Simon was het allemaal wat te veel, hij verkrampt en valt flauw in de bus. Gelukkig is hij nog wel bij kennis en liggende op de vloer knapt hij langzaam wat op. Hij is net even te diep gegaan vandaag.

De reis gaat verder naar Hakuba in de provincie Nagano. Het gebied staat beter bekend als de ‘Japanse Alpen’. Verspreid over dit gebied werden in 1998 de Olympische Winterspelen georganiseerd. Daar wordt overal nog aan herinnerd, zeker in dit kleine stadje dat ook wel bekend staat als het ‘Chamonix van Japan’. Met name in de wintermaanden komen er skiërs en snowboarders van over de hele wereld af op het dikke pak sneeuw. In de zomer is het er prachtig wandelen. Ook nu in de herfst zijn de omstandigheden uitstekend en ligt er enkel op de toppen een eerste sneeuwlaagje. Het zijn voornamelijk Japanse senioren die er goed geoutilleerd op uit trekken. De skiliften doen dienst om wandelaars in het middengebergte af te zetten om vanuit daar een gooi naar enkele van de toppen te doen. Er volgen enkele mooie wandelingen door bossen met alle herfstkleuren langs kleine meertjes tot aan de sneeuwwitte toppen. Terug in het dorp spreken de jonge Japanners die in de hotels werken een aardig woordje Engels. Het zijn wintersportfanaten die het sneeuwseizoen afwachten.

--

--

Wouter Moekotte

Dutch 🇳🇱 Living in Porto 🇵🇹 Founder BioFutura.com 🍀 Traveller 🧳 Outdoor sports 🗻